Toen in mei 2011 het voorontwerp ter stemming lag in de Vlaamse Commissie Onderwijs ging hier een grondig debat mee gepaard. Samenlevingsopbouw Brussel weegt hier een aantal argumenten van Vlaams minister van Onderwijs Pascal Smet, af.
a. “Nood aan éénduidigheid en coherentie, waarbij het beleid van verschillende overheden is afgestemd op elkaar”
Samenlevingsopbouw Brussel meent dat onderwijs een grondrecht is voor iedereen. In artikel 10, 11 en 191 van de Belgische Grondwet staat dat elke Belg en vreemdeling “die zich op het grondgebied in België bevindt” dezelfde rechten en vrijheden hebben, tenzij een wet of een decreet (in casu OD XXI) daarop een uitzondering voorziet en op voorwaarde dat de uitsluiting een wettig doel heeft, de uitsluiting een noodzakelijk middel is om dat wettig doel te bereiken en de uitsluiting een evenredige, proportionele maatregel is. Artikel 24, §3 van diezelfde grondwet waarborgt eveneens het recht op onderwijs.
De Vlaamse overheid heeft thans een verantwoordelijkheid ten opzichte van deze doelgroep. Het Vlaams Integratiedecreet[1] omvat een beleid gericht op menswaardige begeleiding en oriëntering, prioritair gevoerd met betrekking tot gezondheidszorg en onderwijs en gericht op de oriëntering naar een zinvol toekomstperspectief.
De federale overheid focust echter op een eenzijdige oriëntering op (liefst vrijwillige) terugkeer naar het land van herkomst. De Vlaamse overheid heeft zich niettemin, middels de taak in het integratiedecreet, geëngageerd om deze oriëntering breder te zien.
De loyaliteit t.a.v. het federaal beleid waar minister Smet over spreekt impliceert met andere woorden dat het Vlaams integratiedecreet genegeerd wordt. Mensen zonder wettig verblijf zouden, zoals iedereen, in staat moeten zijn om hun competenties te ontwikkelen. Dit kan een vlotte integratie in de hand werken indien men in de toekomst alsnog een wettig verblijf zal bekomen. Indien alle verblijfsperspectieven zijn uitgeput, kan het genoten onderwijs echter ook de professionele en sociale reïntegratie in het land van herkomst vergemakkelijken.
Minister Smet lijkt hiermee een corrigerende rol op te nemen t.a.v. een federaal beleid dat volgens hem niet goed werkt. Het kan ons inziens nooit de bedoeling zijn dat het volwassenenonderwijs in Vlaanderen hiervoor als inzet wordt gebruikt. Minister Smet kan zijn collega´s op federaal niveau hierover ten allen tijde interpelleren. Bovendien lijkt het van een betere logica te getuigen vooreerst aan te sturen op een degelijk asiel- en migratiebeleid. Het is overigens evenmin aan de sector onderwijs om het falende asiel- en migratiebeleid van de federale overheid op te vangen.
b. “Mensen zonder wettig verblijf veroorzaken wachtlijsten voor cursussen NT2 waardoor mensen die de taal moeten leren niet kunnen deelnemen”
Tot op heden is dit argument nooit onderbouwd met cijfers. Minister Smet heeft ook tijdens bijeenkomsten van de Commissie Onderwijs en Gelijke Kansen aangegeven dat deze cijfers er niet zijn. Er werd immers door de CBE’s en CVO´s nooit een registratie uitgevoerd van de verblijfstitel van de cursisten omdat het voor iedereen toegankelijk was. Het argument bleek dus een voorwendsel om de uitsluiting van een specifieke groep te kunnen rechtvaardigen.
De uitsluiting van mensen zonder wettig verblijf geldt bovendien voor het hele volwassenenonderwijs, wat een disproportionele maatregel is. Die opvatting wordt tevens bevestigd in het advies van de Raad van State d.d. 31 maart 2011. Hierin stelde de RvS zich vragen bij het wettig doel, het inzetten van uitsluiting als noodzakelijk middel en de evenredigheid van de maatregel, en gaf ter overweging het voorstel (artikel IV.7) te herbekijken.
c. “Als mensen uitgeprocedeerd zijn moeten ze hun conclusie trekken en het land verlaten”
De disproportionaliteit van deze maatregel heeft belangrijke gevolgen. Momenteel leven er tienduizenden migranten zonder wettig verblijf in België. Het overgrote deel van deze groep heeft huis en haard verlaten in een poging om in België een inkomen te verwerven uit arbeid. Door de beperkte mogelijkheden voor economische migratie kan deze groep haar migratiedoelstellingen echter niet realiseren. Een achterhaald migratiebeleid heeft geleid tot de schrijnende humanitaire situaties die zijn ontstaan.
Hulpverleners worden continu bevraagd door mensen zonder wettig verblijf over hun opleidingskansen om zich een beroepsprofiel aan te meten als voorbereiding op een tewerkstelling na regularisatie van de verblijfssituatie.
In 2009 heeft de regering bijvoorbeeld nog beslist tot een uitzonderlijke regularisatiemaatregel van mensen zonder wettig verblijf met een duurzame lokale verankering. Hierdoor zullen tienduizenden personen toegang krijgen tot de arbeidsmarkt. Hierop niet anticiperen is een socio-economische catastrofe die zal leiden tot een sterke toename van het aantal leefloners. Samenlevingsopbouw Brussel roept beleidsmakers van deze uitsluiting op om in de toekomst ook hier de politieke verantwoordelijkheid voor op te nemen. Het zijn immers niet de migranten zelf die hun socio-economische integratie bemoeilijken.
Omwille van het feit dat zij zonder wettig verblijf slechts zeer beperkte toegang hadden tot beroepsopleidingen is hun professioneel profiel niet altijd afgestemd op de behoeften van de huidige arbeidsmarkt. Het pleidooi voor de toegankelijkheid van beroepsopleidingen past dan ook in een valorisatie van elders verworven competenties en het verwerven van nieuwe competenties. Deze zou men vervolgens direct kunnen inzetten vanaf het moment dat men alsnog een wettig verblijf zal bekomen. Die kans is immers wel degelijk aanwezig voor velen. In 2010 werden er bijvoorbeeld nog 14.526 regularisatieaanvragen erkend, wat overeenkomt met 24.199 personen. In 2008 waren dat er weliswaar slechts 4.995, maar desalniettemin een behoorlijke groep. Met de maatregel in OD XXI gaat minister Smet dan ook compleet voorbij aan deze realiteit.
Voor een aanzienlijk deel van deze migranten bestond het oorspronkelijk migratiemotief uit een behoefte om in België een inkomen te verwerven uit arbeid. Onder hen bevindt zich ook een redelijk aantal dat een beroepsopleiding wenste te volgen in België om op termijn te kunnen terugkeren naar hun land van herkomst en daar een professioneel project te realiseren. Kortom, deze migranten hebben hun leven in het teken gesteld van een professionele ervaring in België.
Ons intensief contact met mensen zonder wettig verblijf leert dat zij over veel specifieke arbeidscompetenties beschikken, maar tegelijkertijd ook veel bereidheid kennen om binnen andere sectoren te werken. Een vernieuwd beleid kan een win-win situatie betekenen voor alle partijen om ondermeer een oplossing te vinden voor het invullen van knelpuntberoepen.
De toegang tot een beperkt aantal beroepsopleidingen geeft de cursisten de kans om een pre-integratietraject op te starten in afwachting van de behandeling van de regularisatieaanvraag, of om ervaring en kapitaal op te bouwen voor een latere terugkeer. Bij een machtiging tot verblijf heeft de verzoeker zich reeds georiënteerd op de arbeidsmarkt, waardoor een vlottere toeleiding naar werk wordt gecreëerd om in het eigen levensonderhoud te kunnen voorzien.
d. “We mogen mensen niet het verkeerde signaal geven”
Minister Pascal Smet redeneert dat uitsluiting van sociale rechten een ontradend effect zal hebben op migranten. Samenlevingsopbouw Brussel is van mening dat deze veronderstelling niet getuigt van veel inzicht in migratiemotieven en de realiteit van mensen zonder wettig verblijf in België.
Wanneer iemand geen mogelijkheden vindt om het schoolgeld van zijn kinderen te betalen, geen perspectieven op een stabiele job heeft, corruptie de kansen om uit een sociale klasse te breken in de weg staat, zijn partner wil vervoegen, etc. dan zal het feit of die persoon in België al dan niet Nederlandse les zou kunnen volgen totaal geen rol spelen in de afweging al dan niet te migreren.
Betere informatievoorziening over migratiekansen naar de Europese Unie in de landen van herkomst in Afrika, Azië en Zuid-Amerika daarentegen, zou eventueel al in een vroegtijdig stadium een verschil kunnen maken. Het is geen onnodige luxe om deze kandidaat-migranten een op zijn minst geïnformeerde keuze te kunnen laten maken.
Samenlevingsopbouw Brussel is er op basis van haar intensieve contact met migranten zonder wettig verblijf van overtuigd dat verder doorgevoerde uitsluiting in België niet zal leiden tot minder clandestiene migratie. Niet zolang economische en sociale ongelijkheid in de wereld blijft bestaan. Wél zal het de vorming van een onderklasse betekenen die volledig naast onze maatschappij zal bestaan en waar misbruik en uitbuiting norm zijn. Tegen deze tendens moeten we ons ten allen tijde keren om te vermijden dat we in België afglijden naar toestanden die de migranten ontvlucht zijn.
De doelstelling om een migratiebeleid te voeren waarbij geen valse hoop wordt gegeven over de verblijfsperspectieven zal niet bereikt worden door mensen verder te marginaliseren. Die uitsluiting zal mensen immers steeds meer in een overlevingsmodus duwen waardoor zij minder in staat zullen zijn om zich op andere perspectieven te oriënteren dan een bestaan in een (parallelle) onderklasse.
Samenlevingsopbouw Brussel is van mening dat een oriëntering op toekomstperspectieven veel meer omvat dan de oriëntering naar een wettig verblijf in België of onmiddellijke terugkeer naar het land van herkomst (het zogenaamde tweesporenbeleid). Om die reden heeft zij i.s.m. Regionaal Integratiecentrum Foyer, Kruispunt Migratie-Integratie, CAW Mozaiëk en CAW Archipel een methodisch kader ontwikkeld voor toekomstoriëntering met mensen zonder wettig verblijf.
Vanuit dit kader wordt toekomstoriëntering gedefinieerd als “het stimuleren en versterken van mensen zonder wettig verblijf om vanuit de oorspronkelijke migratie en op basis van hun huidige situatie, voor zichzelf een (nieuw) zinvol toekomstperspectief te realiseren”.
Centraal in deze aanpak staat een aanbod op maat van de migrant, d.w.z. door in beschouwing te nemen welk migratieproject de persoon in kwestie voor zichzelf had gesteld en in hoeverre men erin geslaagd is om dat te realiseren. Er dient dus specifieke aandacht te zijn voor de migratiemotieven, migratiedoelstellingen, existentiële behoeften en de ambities die men vandaag (nog) koestert.
Toekomstoriëntering heeft noch een begin noch een eind. Het is aan de hulpverlener om een traject te doorlopen op maat van zijn cliënt. Sommigen hebben daar een intensieve begeleiding voor nodig, anderen vinden inspiratie tijdens een groepssessie over toekomstperspectieven.[2]
e. “Deze maatregel is heel socialistisch”
Het uitsluiten van een specifieke groep van de toegang tot onderwijs is niet alleen in strijd met de grondwet, Samenlevingsopbouw Brussel wijst erop dat deze maatregel past in een trend van inkrimping van rechten van mensen zonder wettig verblijf zoals we die ook op andere welzijnsdomeinen constateren (ondermeer toegang tot gezondheidszorg, toegang tot juridische bijstand).
Het resultaat wordt een ware klopjacht op deze mensen, een heksenjacht die in dit geval in goede banen moet worden geleid door de administraties en educatieven in de scholen. Dit stelt twee problemen: enerzijds zijn deze mensen inhoudelijk niet voorbereid op het controleren van verblijfsdocumenten (wat een enorme werkbelasting met zich meebrengt)[3], anderzijds moeten zij in de rol van politieagent gaan kruipen.
Raad van State oordeelde bovendien dat het garanderen van het recht van de ene categorie (zijnde de nieuwkomers en inburgeraars) de beperking van het recht van de andere categorie (zijnde de mensen zonder wettig verblijf) niet rechtvaardigt, mede gelet op het gegeven dat het volwassenenonderwijs niet in de eerste plaats of hoofdzakelijk is bedoeld voor de integratie van niet-Belgen.
f. “Taallessen worden enkel gebruikt om toe te voegen aan het regularisatiedossier, als ‘bewijs’ van integratie”
Het volgen van onderwijs gaat volgens Samenlevingsopbouw Brussel om veel meer dan het vergaren van kennis of arbeidscompetenties. In de huidige maatschappij hebben veel mensen moeite om mee te kunnen omdat zij (nog) niet over een aantal specifieke basiscompetenties beschikken.
Minister Pascal Smet maakt echter een heel beperkte kosten-baten analyse waarbij het volgen van onderwijs slechts in functie van een wettig verblijf in België kan zijn. Om optimaal te kunnen functioneren hier of elders zou men toch tenminste een periode aan de volgende basiscompetenties hebben moeten werken:
· Kunnen omgaan met cijfers;
· Kunnen leren en presteren;
· Kunnen reageren;
· Kunnen samenwerken;
· Info kunnen selecteren;
· Kunnen omgaan met informatietechnologie.
Het volgen van taalonderwijs en andere vormen van sociale promotie is een manier om ook deze competenties te ontwikkelen die onontbeerlijk zijn vandaag de dag. Zonder te investeren in dergelijke basiseducatie zal altijd de voedingsbodem voor internationale migratie blijven bestaan. De opbouw van duurzame samenlevingen in het mondiale zuiden beginnen misschien wel hier.
Mensen zonder wettig verblijf zijn zich er tevens terdege van bewust dat inspanningen voor maatschappelijke integratie geen noemenswaardige bijdrage leveren aan de beoordeling van hun machtiging tot verblijf. Art. 9bis van de Vreemdelingenwet maakt immers geen melding van deze voorwaarde. Het gaat om het aantonen van de buitengewone omstandigheden die de persoon verhinderen om de machtiging tot verblijf aan te vragen in het land van herkomst.
[1] Decreet van minister van Integratie Bourgeois (30 april 2009)
[2] Voor uitgebreide informatie over dit methodisch kader zie de publicatie hierover op: http://www.samenlevingsopbouwbrussel.be/files/documentrepository/File/tijdschrift/OwwB%20102.pdf
[3] De eerst betreffende vorming hierrond (voorzien voor de administraties) is pas gepland eind oktober 2011